Ik geloof in een drie-eenheid van vader, moeder, kind. In kloosters en kerken domineert nu nog steeds naar mijn inziens het mannelijke principe (geest). Door een juiste balans met het vrouwelijke invulling te geven, hiermee de verbinding te maken met geest én gevoel, wordt magie gecreëerd. Kloosters zijn in het verleden de thuisbasis geweest voor vele ordes. Nu is men op veel van deze plekken op zoek naar zingeving (in een andere of nieuwe vorm). De weg van hoofd naar hart mag gemaakt gaan worden. Dan komt een mens in verbinding met zichzelf en kan hij van hieruit de verbinding maken met anderen.
Ik zie het klooster voor me als een plek (die er gecreëerd mag gaan worden) met een liefdevol hart (van bewoners/vrijwilligers/professionals) waar reizigers aankloppen om met liefdevolle aandacht ontvangen te worden. Een klooster is voor mij een plek waar je komt en ook weer gaat (een doorwaadbare plek). Bij het verlaten van het klooster, heeft de liefdevolle aandacht ervoor gezorgd dat reizigers weer bloemen in de bermen van hun pad zien bloeien (de reiziger mocht op deze magische plek bij zichzelf en anderen thuiskomen).
Bij dat transitietraject sluit ik graag aan, omdat ik erin geloof!
Drie-eenheid vertaald naar een verhaal in deze tijd
Magisch kind
Laat mij het verhaal vertellen, dat gehoord mag worden, dat mag inspireren
Dit is het verhaal van het magisch kind
‘In de tuin van het klooster loopt een man, een man in chique kleding, in zijn hand draagt hij zijn hoed met veer. Zijn passen zijn wat gehaast en zijn blik is zoekend naar iemand om hem te helpen. Een kind merkt zijn aanwezigheid op en loopt naar hem toe en vraagt hem naar de reden van zijn bezoek. Hij is op zoek naar de eigenaar van het klooster. ‘Dat ben ik’, zegt het kind. De man krijgt een glimlach op zijn gezicht en knipoogt naar het kind. ‘Oké, als jij dan de eigenaar bent van dit alles, hoe zorg ik ervoor dat mijn paard te eten krijgt, ik een onderkomen heb en een goede maaltijd kan gebruiken’. Het kind kijkt hem aan en geeft hem te kennen dat er helemaal geen stalmeester is en dat er ook geen kamers zijn of mogelijkheden om als gast te dineren. ‘Dit is mijn huis, mijn thuis’. ‘Eenieder is welkom in mijn huis, maar gedraagt zich niet als gast. Ik wil dat je jezelf ook thuis voelt’. De man begrijpt helemaal niets van wat het kind tegen hem zegt. Het kind kijkt hem recht in zijn ogen aan en vraagt hem wat zijn reden is om naar dit klooster te komen. De man geeft aan op doorreis te zijn en te willen overnachten. ‘Morgen zadel ik mijn paard weer op en reis verder’. ‘Dan vraag ik je toch een andere plek te kiezen om je nacht door te brengen’, is het antwoord van het kind. ‘Mijn huis is er voor hen die in mijn huis een bestemming wil vinden, voor hen die ik blij kan maken met de bloemen in de tuin, mijn luisterend oor, mijn glimlach, mijn fantasie en mijn openheid. Mijn huis is er voor hen die wil vertragen en zich wil verbazen op dat wat ontstaat in dit samenzijn. Hier bestaat geen tijd, het leven voltrekt zich volgens de elementen’.
De man is geïntrigeerd door de wijsheid en magische woorden van dit kind. Het lijken de woorden van een oude wijze dame. De man vraagt of de ouders van het kind ook in het klooster wonen. ‘Mijn ouders vertegenwoordigen de geestelijkheid en de materie. Ik ben de magie die door hen hier is samengebracht’. ‘Betekent dit dat je ouders er niet meer zijn’? ‘Mijn ouders zijn in alles aanwezig, ze zijn het licht en de liefde die alles hier verbindt’. De man kijkt om zich heen, in de verte ziet hij een tuinman die rustig zijn karwei invulling geeft. Verder is er helemaal niemand in de tuin te bekennen.
De man geeft het kind een aai over de bol en vervolgt zijn weg naar binnen. Ook binnen is het stil en zijn er geen stemmen of mensen hoorbaar. De man loopt wat kamers binnen, maar allen zijn verlaten. Als hij zich omdraait, staat het kind voor zijn neus. De man schrikt een beetje, ‘Ik had niet door dat je me gevolgd bent’. ‘Ik ben je ook niet gevolgd, jij bent naar mij toe gekomen’. De man gaat even zitten en veegt wat zweetdruppels van zijn hoofd. Het kind blijft hem aankijken. ‘Vanwaar die haast? Welk deel van je leven wil je graag achterlaten of wat maakt dat je zo naar de toekomst reikt? Het moment is nu en zal altijd nu blijven, het enige wat verandert ben jij’.
Het kind vraagt of de man tijd heeft om wat te bekijken. Na enige aarzeling geeft de man toe en volgt het kind naar een schilderij van moeder en kind. ‘Ik vraag je voor dit schilderij te gaan staan en mij te vertellen wat het gevoel jou zegt’. ‘Ik zie een vrouw met een kind, het kind is wat groot afgebeeld. Het voelt alsof het kind de schat van deze moeder is. Ze wil het graag aan de wereld laten zien, ook al is het kind kwetsbaar’. ‘Wat is de boodschap van deze moeder’, vraagt het kind. ‘De magie van God heeft haar geraakt door haar een kind te schenken’, zegt de man. ‘Precies, het is het verhaal van het ontvangen en het creëren. Het is een samenwerking tussen het mannelijke en het vrouwelijke principe om magie te doen ontstaan’. De man vraagt het kind waarom dit beeld zo belangrijk is voor het kind. Het kind geeft geen antwoord op de vraag, maar barst plots uit in een schaterlach. ‘De enige reden dat ik je meeneem naar dit schilderij is om je naar je gevoel te brengen, je eigen fantasiewereld, je eigen creatieve tuin. Het leven is geen stilstaande prent, maar continue in beweging en dat wat jouw zintuigen raakt, geeft voeding aan dat wat zich in jou aandient om gezien te worden. Als je in gehaastheid het leven blijft voortzetten, ga je voorbij aan de essentie. Jouw eigen essentie. Je zult jezelf niet herkennen in dat alles wat aan je voorbijgaat, want je bent verblind. Je blijft zoeken naar iets wat buiten je bereik ligt, terwijl de schat binnenin je te vinden is. De vrouw en het kind zijn ook in jezelf aanwezig als heilige krachten. Ze maken jouw uniek en bijzonder. Ze vertegenwoordigen je intuïtie, gevoel en je creatiekracht om jouw essentie te manifesteren. Deze plek is geen herberg of toevluchtsoord, het is een ontmoetingsplek met je jezelf en anderen’. ‘Laat haast en verantwoordelijkheid even voor wat ze zijn, de tijd hangt hier aan een boomtak’.
‘Voordat je verder gaat, wil ik je nog wat laten zien’, zegt het kind. De man is beduusd van alles wat hij in zeer korte tijd voor ogen heeft gekregen terwijl hij maar een paar passen heeft gezet, echter blijft hij het kind volgen.
Het kind gaat voor en neemt de man mee naar een centrale plek waar een groep mensen samen een maaltijd bereiden en een tafel klaarmaken. Een paar vrouwen zijn met elkaar in gesprek. De ramen staan open, waardoor de natuur aansluit in aanwezigheid. In de ruimte is een warmte voelbaar. Het kind vraagt de man wat hij aanschouwt. ‘Ik zie een groep mensen die samen invulling geven aan het dagdagelijkse’. ‘Dat zie je met je ogen’, zegt het kind, ‘Kun je me nu vertellen wat je voelt’. ‘Ik zie een groep van vrienden’, zegt de man. ‘Ik voel saamhorigheid, openheid, respect, plezier en eenheid als ik hen bezie vanuit mijn hart’. ‘Wat doet dat gevoel met je’? ‘Ik word er blij van, het geeft me een warm gevoel. Een gevoel van thuiskomen’.
Een van de aanwezigen komt naar de man toelopen en vraagt hem verder te komen. De man schrikt even en kijkt in de richting van het kind, maar er is geen kind. De man knippert even met zijn ogen. ‘Ik werd zojuist ontvangen door een klein kind die mij de weg wees naar deze plek’. De vrouw moet een beetje lachen, ‘Er wonen hier op het moment geen kinderen’. ‘Maar weet dat je op de juiste plek bent, kom verder’
Einde