Religieus leven, ‘gedoe’ en spirituele groei

Dr. Anke Bisschops

Meer | Reflectieve artikelen

Religieus leven, ‘gedoe’ en spirituele groei

Dr. Anke Bisschops

Meer | Reflectieve artikelen
[origineel]

Het leven in een religieuze communiteit valt niet altijd mee. Waar vroeger regels en hiërarchie duidelijkheid schiepen – “zo doen we het nu eenmaal” –, ontstaat er in hedendaagse communiteiten regelmatig discussie en onenigheid over van alles en nog wat. Een groot knelpunt betreft nogal eens de te volgen koers in deze tijden van neergang.

Complicerende factor is dat dergelijke inhoudskwesties bijna altijd tot relationeel ‘gedoe’ leiden. Dit relationele aspect – het zogeheten betrekkingsniveau – wordt dan een groot struikelblok. Wanneer mensen onderling verschillen van inzicht hebben, andere prioriteiten stellen of andere behoeften hebben, dan zijn ze het idealiter met elkaar eens, dat ze het oneens zijn (agree to disagree). Dan maken ze een – terecht! – onderscheid tussen probleem en persoon. Dat lukt echter lang niet altijd. Meestal nemen we het de ander kwalijk dat die iets anders wil of vindt; we maken kwesties dan persoonlijk.

De afgelopen decennia begeleidde ik diverse religieuze communiteiten, pastorale teams, individuele religieuzen, pastores en geestelijk verzorgers. Ik werd gevraagd voor bezinningsdagen, teambegeleiding, gemeenschapsbevordering en voor supervisie, therapie en coaching.

In deze begeleidingen stond bijna altijd het thema communicatie centraal. Samenleven, samenwerken en de bijbehorende onderlinge communicatie – het is allemaal niet eenvoudig en vergt soms veel van een mens.

Bij communicatie denken we in eerste instantie vooral aan onderlinge communicatie tussen mensen. Maar in feite spelen er altijd drie niveaus van communicatie, die onderling nauw verbonden zijn: de communicatie met onszelf, de communicatie met de ander en de communicatie met de Ander – God, het mysterie, de grond van ons bestaan – welke termen we er ook voor gebruiken.

Grün (2000) spreekt in dit verband over de drievoudige liefde. Ook Wicks (1986) stelt dat de relatie met onszelf, met de ander en met God onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hij laat zien hoe beschikbaar zijn voor anderen slechts mogelijk is indien we beschikbaar zijn voor onszelf en onszelf enigermate kennen. Ons in gebed voor God plaatsen opent ons voor de waarheid over onszelf, over anderen en over God. We kunnen ons niet geaccepteerd voelen door God, wanneer we onszelf niet fundamenteel accepteren en vice versa. Echte spirituele ontwikkeling impliceert dus alle drie de domeinen. Anders gezegd: of we nu werken aan het contact met onszelf, met de ander of met de Ander: in alle gevallen betekent dit werken aan onze verdere spirituele ontwikkeling.

Wij mensen lopen in eerste instantie vooral tegen de communicatie met anderen aan. Er ontstaan onderlinge wrijvingen, gedoe, onmin enz. Belangentegenstellingen en verschillen van inzicht worden persoonlijk opgevat en de daaruit resulterende conflicten kunnen zich vervolgens ondergronds of bovengronds gaan afspelen. De ondergrondse variant treedt vooral op, waar religieuze idealen als ‘beschikbaarheid’, onzelfzuchtigheid’ en ‘naastenliefde’ in het spel zijn. Mensen slikken hun negatieve emoties dan in. Maar dat gebeurt tegen een prijs. Ofwel het slaat naar binnen en mensen worden chagrijnig, depressief, verbitterd e.d. Of anders kruipt het bloed toch waar het niet gaan kan en ontstaat er vroeg of laat ineens een ontploffing, komt er een sneer of is er minstens een of andere vorm van passieve agressiviteit, die de sfeer verpest.

Een extremere vorm van dingen persoonlijk opvatten, zien we bij mensen met zogeheten ‘lange tenen’. Het minste of geringste kan bij hen al leiden tot een grote gekwetstheid, boosheid of stress – vaak zonder dat de ander ook maar iets kwaads in de zin had.

In dit soort situaties kan begeleiding soelaas brengen, of dat nu door een coach, therapeut, supervisor, pastor of geestelijk begeleider gebeurt. Alleen al de onvoorwaardelijke acceptatie, de aandacht en het luisterend oor van de begeleider brengen veel goeds. Mensen worden misschien rustiger, zien beter wat er eigenlijk aan de hand is en krijgen hopelijk meer vertrouwen – in zichzelf, in anderen en in God/het leven.

Maar soms is er meer nodig. Ieder van ons is ergens in de loop van zijn/haar leven wel een beetje beschadigd geraakt, waardoor het vertrouwen in onszelf, in de ander en in het leven een knauw kreeg. Misschien zijn we een keer vals beschuldigd, opgevoed met angst voor straf, misschien werd een broer of zus sterk voorgetrokken of hadden we een ouder met psychiatrische problematiek of met onvoorspelbare woede-uitbarstingen. Dingen die nu eenmaal in een kinderleven kunnen gebeuren, laten soms diepe sporen na. Om er zo goed en zo kwaad als het gaat mee om te gaan, ontwikkelden we als kind bepaalde overlevingsmechanismen, die per individu zeer kunnen verschillen. Sommigen van ons houden zich bijvoorbeeld het liefst altijd op de achtergrond, anderen doen van alles om maar op te vallen, vermijden grote groepen, proberen zichzelf overal en altijd te bewijzen, verzetten zich bij voorbaat tegen autoriteiten, worden overmatig inschikkelijk, enz. enz. Dergelijke gedragspatronen hoeven niet per se te storen, maar doen dat in de praktijk meestal wel.

Zeker waar ernstig misbruik in ons verleden aan de orde is, zoals bij emotionele verwaarlozing en fysiek of seksueel misbruik, zijn de gevolgen groot. Nicolaï (2011) beschrijft de verwoestende gevolgen en de diepe sporen die dit soort trauma’s achterlaat – op de stressregulatie, op het gevoel van veiligheid, zelfvertrouwen en op de ontwikkeling van cognitieve en emotionele vaardigheden. Dit alles kan leiden tot een sterk verminderd vermogen om latere levenservaringen het hoofd te bieden. Zie ook Bisschops (2011).

Bepaalde beschadigende ervaringen en hun gevolgen behoeven dus meer dan enkel aandacht, erkenning en een luisterend oor. Verwerking van oude trauma’s en herprogrammering van uit de kindertijd stammende overlevingsmechanismen zijn dan nodig.

Wat mij opvalt bij het ‘religieus personeel’ waar ik toch vooral mee werk, is dat ook zij doorgaans hun portie ellende wel gehad hebben in hun leven. Gepest op school, emotionele verwaarlozing, een ernstig zieke ouder – allemaal voorbeelden van zaken die gevoelig maken voor de moeilijke dingen in het leven en die ertoe kunnen leiden dat mensen een roeping ervaren om zelf anderen te willen helpen, zich toe te wijden aan religieus leven en zich in te zetten voor anderen/de wereld. Dit fenomeen wordt ook weleens aangeduid als de ‘wounded healer’. Als onze eigen wonden goed zijn geheeld, kunnen we inderdaad een goede genezer voor anderen worden.

Maar het is dan wel zaak dat die wonden genezen zijn, ofwel dat de oude trauma’s tot op zekere hoogte verwerkt zijn, zodat ze niet meer storen. Anders blijven de oude realiteit en de vroegere ervaringen onze perceptie van het heden vertroebelen.

Een klein voorbeeld. Ik werd zelf – als de jongste van de klas – in de puberteit eens op een nare manier buitengesloten in een groep waar ik deel van uitmaakte. Voordat ik me later als volwassene realiseerde hoe pijnlijk dat destijds voor mij geweest is, neigde ik er altijd toe om iedereen die een beetje buiten de groep leek te vallen, er quasi met de haren bij te slepen. Ook en zelfs als iemand die positie aan de rand van de groep juist prefereerde… Mijn eigen onverwerkte pijn maakte dat ik onbewust mijn eigen situatie van toen projecteerde op de ander en daardoor het heden niet objectief meer kon waarnemen. Pas toen ik die oude ervaring opnieuw ‘bezocht’ had, stoorde die niet meer. Ik raakte los uit de greep ervan en kon beter afstemmen op anderen, zonder dat mijn eigen gevoelens en ervaringen daarbij in de weg zaten.

Wanneer er in een groep ‘gedoe’ ontstaat en de emoties hoog oplopen, neigen we ertoe om elkaar verantwoordelijk te maken voor de negatieve gevoelens die dat oproept. Idealiter realiseren we ons dat we overreageren en gaan we met onszelf in conclaaf om te achterhalen wat precies maakt dat we zo boos, wantrouwig, bang, gekwetst etc. reageerden. Idealiter ontdekken we dan dat er in onze reacties op het heden pijnlijke snaren uit het verleden mee-resoneren en gaan we met die ervaringen uit het verleden aan de slag. Dat wil zeggen dat we stoppen te focussen op de (fouten van de) ander en dat we in plaats daarvan naar binnen keren om te voelen/ontdekken wat er nu werkelijk aan de hand is met ons.

Helaas beschikken de meesten van ons niet over de daarvoor benodigde emotionele intelligentie. We geloven immers op zo’n moment echt dat die ander niet te vertrouwen is, macht over ons wil uitoefenen, ons opzettelijk onheus bejegent, van kwade wil is, enz. enz. Onze ego’s raken in elkaar verstrikt en er ontstaat een machtsstrijd, waarin het er uiteindelijk niet meer om gaat elkaar te begrijpen en nader tot elkaar te komen, maar waarin het erom gaat wie gelijk heeft/krijgt.

Hoe om te gaan met dergelijke stoorzenders in de communicatie?

Zoals gezegd gaan mensen in het ideale geval bij zichzelf te rade en zoeken ze waar nodig psychotherapeutische begeleiding om oude trauma’s te verwerken, zodat ze meer adequaat en volwassen kunnen reageren in situaties die lijken op de oude realiteit. Dit gebeurt echter maar zelden. Gewoonlijk geloven we dat niet ik (een deel van) het probleem ben, maar dat de ander het probleem vormt.

Groepsbegeleiding is dan een optie. Onder deskundige begeleiding kunnen moeilijke kwesties rustig besproken worden. Aannames over waarom de ander bepaalde dingen doet of zegt, kunnen ontmanteld worden. Ook kan er meer begrip ontstaan voor wat de ander beweegt. Soms ontdekken mensen in de groep van zichzelf dat het eigenlijk toch wel apart is dat ze altijd zo fel reageren op deze of gene, terwijl andere mensen er duidelijk niet zo’n last van hebben. “Dat moet dus ook wel iets van mij zeggen…”

Een dergelijke groepsbegeleiding beoogt uiteindelijk om mensen te helpen stoppen met jij-boodschappen. Bij jij-boodschappen wordt met het vingertje gewezen naar de ander. Die is immers de boosdoener. Men realiseert zich niet dat daarmee de feitelijke boodschap niet of nauwelijks overkomt, omdat die boodschap op deze wijze geformuleerd voor die ‘boosdoener’ heel lastig is om te horen. Hij of zij kan niet meer echt luisteren en zal vooral bezig zijn zich te verdedigen tegen de beschuldigingen. Anders gezegd: we vragen aandacht voor wat ons beweegt en creëren het omgekeerde: dat de ander vooral om zichzelf bekommerd is.

Het gaat er dus om te leren respectvol om te gaan met de ander en dat betekent dat we leren verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen gevoelens en deze op zo’n manier te uiten, dat de ander kan horen wat we eigenlijk willen zeggen. Dus niet: “Jij bent altijd zo dwingend”, maar: “Ik voel weinig ruimte”. Niet: “Jij wordt altijd zo snel boos”, maar “Ik schrik als je dat zo zegt”. Niet: “Jij denkt dat je alles kan bepalen”, maar “Ik wil graag mijn mening zeggen”, enz.

Het helpt als mensen toch al aan zelfreflectie doen, bereid zijn bij zichzelf naar binnen te kijken en zich tot op zekere hoogte bewust zijn van wat er in hen beweegt. Het gebedsleven, de stilte en meditatie, die een belangrijk onderdeel vormen van het leven in religieuze communiteiten, zijn hierbij zeker dienstig.

Als het goed is, ontstaat er in de groepsbegeleiding een proces, waarin we onszelf en elkaar beter gaan begrijpen. We worden vrijer van destructieve gedragspatronen, die stammen uit ons verleden. En als het ego zich dan minder bedreigd voelt, kan de liefde die in ons aller kern aanwezig is, vrijer stromen, ontstaat er meer onderling begrip en samenwerking en vindt er niet alleen psychologische groei plaats, maar uiteindelijk en vooral ook spirituele groei.

Eindnoten / Literatuurlijst

  1. Bisschops, A. (2011). Seksueel misbruik van kinderen en seksueel misbruik in pastorale relaties binnen de rooms-katholieke kerk. In Geerts, H. & H. Morssinkhof (Eds), Grensoverschrijdingen geduid. Over seksueel misbruik in katholieke instellingen. Valkhof Pers, Nijmegen, p. 103-115.
  2. Grün, A. (2002). Im Haus der Liebe wohnen. Kreuz, Stuttgard.
  3. Nicolai, N. (2011). De consequenties van seksueel misbruik van minderjarigen. In Wim Deetman e.a. Seksueel Misbruik van Minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk, deel 2, p. 241-259. Balans, Amsterdam.
  4. Wicks, R. (1986). Availability: The problem & the gift. Paulist, New York.

Over de auteur

Dr. Anke Bisschops

Anke Bisschops is a psychologist who worked for 37 years as a teacher and supervisor in the academic training of (future) pastors. In 2009 she started her own business, assisting and advising religious, pastors, volunteers in church-related settings. She gave a number of guest lectures on sexual (child) abuse in a couple of Dutch seminaries and faculties of theology and assisted in the contacts between religious superiors and victims of sexual abuse. She also gave trainings on “Effective communication” and on “Leadership”. In her text she focusses on spiritual life, “trouble” and spiritual growth.