Onderzoeksproject Vincentiaanse spiritualiteit en normatieve professionalisering.

Toke Elshof

Reflectieve artikelen

Onderzoeksproject Vincentiaanse spiritualiteit en normatieve professionalisering.

Toke Elshof

Reflectieve artikelen
[origineel]

Context van het onderzoek

De congregatie ‘Zusters Sint-Vincentius a Paulo, Dienstmaagden der Armen’ van Gijzegem werd in 1818 gesticht door Elisabeth de Robiano. Vanuit hun leefregel ontwikkelden de zusters een sociale levensoriëntatie met een centrale plaats voor de situatie en de noden van de kwetsbaren binnen de samenleving. Die zorg kreeg voornamelijk gestalte in het stichten van scholen en ziekenhuizen. De congregatie kende een gestage groei in België, in Afrika en in Latijns-Amerika. In het midden van de vorige eeuw, op haar hoogtepunt, telde de Congregatie bijna 750 zusters, verspreid over een 100 huizen. Vandaag de dag zijn er nog een 270-tal zusters in 57 kloostergemeenschappen, verspreid over 7 landen. De Congregatie telt 4 provincies: een Belgische, een Congolese en twee Braziliaanse. Het generalaat bevindt zich in Gijzegem, België.

De Zusters maken deel uit van de internationale Vincentiaanse familie van twee miljoen religieuzen en lekengelovigen die met elkaar de inzet voor de armen gemeen hebben. In de loop van de tijd tekende zich een verschuiving af in de visie op armoede, met groeiende nadruk op structurele processen die tot armoede leiden en op solidarisering en gelijkwaardigheid in de ontmoeting. Het Vincentiaanse charisma kenmerkt zich allereerst door het besef dat God aan het licht komt in de marge van de samenleving, in arme en kwetsbare mensen (het perspectief van de periferie). Een tweede karakteristiek betreft het besef dat deze gerichtheid op de armen en kwetsbaren niet alleen concrete zorg omvat (caritas) maar ook de verandering van de maatschappelijke structuren die de problemen veroorzaken (missie). Een volgend kenmerk is het samenwerkingsperspectief: werken met anderen die deze inzet delen, waaronder de armen en kwetsbaren zelf (gelijkwaardigheid van relaties). Eigen aan de Vincentiaanse oriëntatie is tot slot de voorkeur voor de belichaming: niet de verwoording van de gelovige inspiratie staat voorop maar de vormgeving in concrete manieren van doen.

Probleembeschrijving

De huidige neoliberale cultuur die opnieuw om aandacht vraagt voor mensen in verarmde en kwetsbare situaties en de afname van het aantal zusters, heeft ertoe geleid dat de zusters op zoek zijn gegaan naar wegen die ervoor zorgen dat hun levensoriëntatie beschikbaar blijft voor toekomstige generaties. Omdat het charisma van de zusters vooral gestalte heeft gekregen in het onderwijs en in de zorg, en omdat in deze instellingen de verantwoordelijkheid overgedragen is aan lekenprofessionals, willen de zusters de vraag naar de toekomst van de Vincentiaanse spiritualiteit toespitsen op de vorming van deze professionals. Deze voorkeur getuigt van de volgehouden keuze om niet te zoeken naar herstel van oudere vormen maar om open te blijven staan voor de inspiratie die daaraan ten grondslag lag, en voor de manieren waarop opnieuw mensen daardoor begeesterd worden. Kernthema daarvan vormt de dienstbaarheid.

Van de huidige generatie professionals kan niet meer worden aangenomen dat ze kerkelijk zijn of godsdienstig betrokken. Met name de jongere professionals zijn niet alleen in groeiende mate onkerkelijk maar maken ook onderdeel uit van de religieus-ongeletterde generatie die niet meer vertrouwd is met christelijke verhalen, waarden, rituelen en gemeenschappen. Er is een groeiende onbekendheid met de bijdragen vanuit het christendom aan het maatschappelijke leven, onderwijs en welzijnswerk.

Tegen die achtergrond zijn de tendensen van zowel mentale overeenkomst alsook mentale afstand te begrijpen, die zich beide aftekenen op de websites van de instellingen die door de zusters zijn gesticht. Het is opvallend hoe groot de mentale overeenkomst is tussen de Vincentiaanse waardeoriëntatie en de professionele waardeoriëntatie van de Vincentiaanse instellingen. De aandacht op microniveau voor de waardigheid van elke persoon die aan de zorg van de instelling is toevertrouwd (leerlingen, ouderen, cliënten) omvat expliciete aandacht voor de meest kwetsbaren. De Vincentiaanse oriëntatie werkt echter ook door op verhoudingen op mesoniveau: de waardigheid van elke persoon heeft baat bij een Evangelisch geïnspireerde sfeer en instellingscultuur. Bovendien hebben de Vincentiaanse instellingen aandacht voor verhoudingen op macroniveau: ze willen bijdragen aan een humane en rechtvaardige samenleving. De mentale afstand blijkt uit de vervaging van de Vincentiaanse wortels van de instellingen. Ook als de waarden waarnaar verwezen wordt overeenkomen met de Vincentiaanse waarden, worden deze door de instellingen niet meer vanzelfsprekend als zodanig benoemd.

Nu wijzen recentere studies uit dat onder jongeren, naast een negatieve houding ten aanzien van het institutionele christendom, ook openheid bestaat voor christelijke verbindende en richtinggevende waarden, terwijl onder jongere professionals in mensgerichte beroepen interesse is voor het verband tussen authentiek geleefde religieuze levensoriëntatie en professioneel handelen. Mede omdat morele en levensbeschouwelijke vragen direct voortkomen uit de werkzaamheden waarop ze zich richten, zoeken ook religieuze verbanden en instellingen naar wegen om op een eigentijdse wijze aan hun identiteit gestalte te geven.

Toenemende interesse in normativiteit

Daar komt bij dat de aandacht onder professionals voor de normativiteit die onderdeel uitmaakt van het professionele handelen, de laatste jaren een impuls heeft gekregen vanwege de toenemende invloed van het neoliberale klimaat. Mede onder de druk van de marktwerking en eisen van efficiency ervaren professionals in de zorg dat waarden die in het werk aan de orde zijn, onder druk komen te staan. De ethische lading van het werkzaam zijn als zodanig, komt daardoor aan het licht. Dat heeft het inzicht versterkt dat professioneel werken in mensgerichte beroepen om meer vraagt dan enkel kennis van technieken en methoden. Het vereist ook het besef van de morele en existentiële vragen die onlosmakelijk met het werk verbonden zijn alsook het vermogen om daar een positie in te bepalen en erover in gesprek te gaan. Professionaliteit vereist kortom een reflectieve houding ten aanzien van de normativiteit die soms ook onbewust en impliciet een rol speelt, en wel op drie lagen. Allereerst die van de maatschappij, het macroniveau. Daarbij gaat het om de normativiteit van wettelijke en economische kaders met afwegingen als doelmatigheid, meetbaarheid, concurrentiepositie of productiviteit die leidend zijn voor de specifieke organisatiedoelen. Daarnaast hebben professionals rekening te houden met afwegingen op mesoniveau: normen, waarden, deugden en houdingen die verbonden zijn met de specifieke beroepsrol. Daar horen ook de culturele en levensbeschouwelijke tradities bij die meespelen bij de invulling van die beroepsrol. En het microniveau omvat de normativiteit op het persoonlijke vlak, van de eigen leefwereld van de professional: normen en de waarden die samenhangen met de persoonlijke biografie, sociaal- economische achtergrond, gender, etniciteit, generatie, levensbeschouwing en religie.

Onderzoeksvraag en opzet

Professionals in mensgerichte beroepen willen bijdragen aan een zo goed mogelijk leven van degenen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Niet enkel binnen het onderwijs maar ook binnen zorg en welzijnswerk bevinden zij zich voortdurend in het spanningsveld tussen de drie lagen van normativiteit: wat wordt van hen verwacht en wat vindt men zelf van waarde. Zo ontstaan fricties, waarbij professionals persoonlijk voor lastige keuzes komen te staan of waardoor onderling onbegrip ontstaat. Het is dan ook zinvol om gezamenlijk te reflecteren op de individuele normatieve intuïties en inzichten die onderdeel uitmaken van ieders professionele handelen. De onderzoeksvraag in brede zin gaat na of en hoe de Vincentiaanse levenshouding van betekenis is en kan zijn voor de reflectie van professionals binnen de Vincentiaanse instellingen op de normativiteit die binnen hun werk een rol speelt. Daarbinnen wordt nagegaan of en hoe een kennismaking met het Vincentiaanse charisma dienstbaar kan zijn aan die reflectie en aan de dialoog onder professionals rond morele en existentiële vragen die met hun werk samenhangen.

Op deze brede onderzoeksvraag wordt naar antwoorden gezocht langs vier deelvragen, die elk een fase van het onderzoek beslaan. Bij het ontwikkelen van die antwoorden spelen bovendien de vier domeinen waar de normatieve professionaliteit en het Vincentiaanse charisma elkaar raken, een belangrijke rol: het klooster, het woonzorgcentrum, de scholen en de welzijnswerkinstelling. Vanwege het draagvlak van de te ontwikkelen vormingsprogramma’s is het zinvol om diverse betrokkenen er vanaf het begin bij te betrekken. Dat zijn naast de medewerkers en de staf van deze instellingen, ook de zusters en de bewoners van het woonzorgcentrum en hun familie, de leerlingen van de scholen en hun ouders, en de cliënten van de welzijnswerkinstelling en hun naasten. Uit hun midden wordt een ‘Vincentiaans beraad’ gevormd dat bij elke stap van het onderzoek betrokken is.

De vraag of en hoe de Vincentiaanse spiritualiteit van betekenis is en kan zijn voor de reflectie van professionals binnen de Vincentiaanse instellingen op de normativiteit die binnen hun werk een rol speelt, omvat de volgende deelvragen.

  1. Hoe ziet de waardeoriëntatie van elk van de instellingen eruit volgens enkele bevoorrechte getuigen en hoe verhoudt zich dat volgens hen tot de Vincentiaanse spiritualiteit? Wat is volgens deze stakeholders de betekenis van deze spiritualiteit voor de toekomst van de instelling? Deze vragen worden in de eerste onderzoeksfase beantwoord middels interviews, die niet alleen een beeld geven van de waardeoriëntatie zoals die binnen de instellingen ervaren wordt, maar bovendien zicht geven op hoe bekend men is met de Vincentiaanse spiritualiteit, en of en hoe die beleefd wordt als betekenisvol voor de toekomst.
  2. In de tweede onderzoeksfase wordt gevraagd welke theologische en strategische kwesties naar voren komen als het gaat om de toekomst van het Vincentiaanse karakter van deze instellingen, met name rond de vorming van de professionals.
  3. In de derde fase is de vraag welke aandachtspunten dat oplevert voor de cultuur van de instellingen, met name rond concrete aanzetten voor een vormingsaanbod voor professionals? Dit wordt beantwoord door in samenspraak met de verantwoordelijken van de diverse instellingen een vormingsaanbod te ontwikkelen, waarbinnen de professionals in aanraking komen met het Vincentiaanse charisma en dit charisma op hun normatieve professionaliteit wordt betrokken.
  4. In de vierde fase wordt onderzocht hoe in de toekomst de aandacht voor de Vincentiaanse levensoriëntatie binnen de vormingsprogramma’s behouden kan blijven? Afhankelijk van de uitkomsten van de eerdere fases wordt in deze laatste fase op de vraag ingegaan naar de wenselijkheid en de haalbaarheid van voortgaande institutionele Vincentiaanse betrokkenheid bij de programma’s van normatieve professionalisering.

Maatschappelijke relevantie

Het onderzoek draagt bij aan de toekomst van het Vincentiaanse charisma door deze beschikbaar te stellen voor de vorming van professionals in mensgerichte beroepen. Er worden programma’s ontwikkeld die bezinning en dialoog omvatten en die in nauwe samenspraak met henzelf tot stand komen en waar wordt gereflecteerd op de morele en de existentiële vragen die met henzelf en met hun professionaliteit te maken hebben. Naast het individuele professionele welbevinden en de kwaliteit van de samenwerking is het ook van maatschappelijk belang dat binnen de zorgverlening dan wel het onderwijs wordt gezocht naar wegen om hun normatieve professionaliteit te verbinden met de Vincentiaanse spiritualiteit waarin hun instellingen zijn geworteld en waarin het perspectief van de periferie centraal staat. Dat geeft niet alleen zicht op de factoren die bevorderend of belemmerend zijn voor de betekenis van het Vincentiaanse charisma voor deze mensgerichte beroepen maar biedt ook exemplarische aanknopingspunten voor de toekomstige betekenis van de christelijke religie en haar weerbarstigheid voor de post-christelijke en post-seculiere cultuur.

Over de auteur

Toke Elshof

Naast haar taak als hoofdonderzoeker bij de Zusters Vincentius a Paulo in Gijzegem is Toke Elshof als universitair docent en onderzoeker Praktische Theologie / Catechetiek verbonden aan Tilburg University en als docent Algemene Catechetiek aan de Priester-en diakenopleiding Bovendonk. Zij is tevens lid van de Raad van Toezicht van Verus: de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs en voorzitter van de Raad van Toezicht van de Bisschop Möller Stichting (BMS): de katholieke stichting voor basisonderwijs in Friesland.

Wie ik ben

Home