Provincies om ons heen, zoals Frankrijk, Engeland, Ierland en ook Duitsland, hadden al medebroeders uit het Zuiden, die die provincies kwamen versterken. Zodoende werd bij ons van tijd tot tijd de vraag gesteld: moeten ook wij dat niet gaan doen.
Antwoorden op die vraag waren dan: Leven en werken in zo’n geseculariseerd land, dat kan je die mensen toch niet aan doen. En onze taal is enorm moeilijk, te moeilijk.
Het argument, dat wij ook gegaan zijn, ons hebben moeten aanpassen en ook moeilijke talen hebben moeten leren, kon de tegenstanders niet overtuigen.
Een argument, dat ook heel sterk meespeelde, was: je moet ze niet hierheen halen om het priestertekort te helpen oplossen. Dat moet de Nederlandse kerk zelf maar doen.
Tijdens een canonieke visitatie door het hoofdbestuur vanuit Rome, stelde de Algemeen Overste ons de vraag, of we er niet eens over wilden nadenken om enkele medebroeders uit het Zuiden naar Nederland te laten komen om te voorkomen, dat de Spiritijnse aanwezigheid in Nederland helemaal zou verdwijnen. Wij hadden er ons toen bij neergelegd, dat dat zou gebeuren en waren alleen aan afbouw bezig.
Op de vraag van de Algemeen Overste zijn we ingegaan en met behulp van het Algemeen bestuur zijn er twee medebroeders voor Nederland benoemd. Wij zijn toen een communiteit van vijf personen begonnen in Rotterdam-Zuid.
Er kwam nog een medebroeder bij, die enkele jaren daarvoor, zeker een half jaar, op uitnodiging van enkelen van ons voor medische redenen hier is geweest. Als dank daarvoor heeft hij een benoeming voor Nederland aangevraagd en gekregen.
Wanneer iemand gewijd is, krijgt hij bij ons zijn eerste benoeming van het Algemeen Bestuur. Iedere provincie kan ieder jaar aanvragen met omschrijving van toekomstige werkzaamheden indienen bij het Algemeen Bestuur. Zo zijn er regelmatig één of twee door het Algemeen Bestuur voor Nederland benoemd.
Naast taal en het zich aanpassen aan een geseculariseerde wereld was voor hen misschien wel het moeilijkst te accepteren, dat zij kwamen wonen en werken in een provincie, die volop met afbouw bezig was. Zij zelf komen uit provincies, die nog volop met opbouw bezig zijn.
Toen hun aantal hier tot zo’n zes of zeven medebroeders gegroeid was, stelden zij ons de vraag: Wat willen jullie? Doorgaan met alleen maar afbouw? Zo ja, dan vertrekken wij, want daar hebben jullie ons niet bij nodig. Of kiezen jullie weer voor opbouw? Kiezen jullie daarvoor, dan moeten we zorgen, dat er meer medebroeders bijkomen, want ons aantal is te klein.
We hebben toen voor het laatste gekozen en zijn provinciaals gaan benaderen of zij niet een medebroeder hadden, die al langer gewijd was en in Nederland wilde komen werken. Zouden we moeten wachten op de eerste benoemingen door het Algemeen Bestuur, dan zou het groeien van de groep medebroeders uit het Zuiden te langzaam gaan. Gelukkig hebben we enkele provinciaals bereid gevonden medebroeders af te staan.
Voor zij ergens benoemd worden trekken wij zo’n drie jaar uit voor de taalstudie. Voor sommigen is dat te lang voor anderen toch nog iets te kort. Nieuwkomers verblijven de laatste jaren eerst enkele maanden in onze communiteit van Gennep, waar zij taallessen krijgen van een medebroeder en een oud-lerares. Daarna gaan zij Nederlandse les en de inburgeringscursus volgen op het ROC in Nijmegen en gaan de meesten wonen in Berg en Dal. Taalcursus volgen op de universiteit is ook mogelijk, maar gaat voor de meesten te snel.
Op dit moment hebben we communiteiten met medebroeders uit het Zuiden in Eindhoven, Rotterdam-Zuid, Heerenveen en Handel.
In die tussentijd was er een medebroeder uit Uganda komen studeren op de Radboud Universiteit. Hij woonde in Nijmegen en wij hadden weinig contact. Dat beviel ons niet en daar wij nog een huis hadden in Berg en Dal, hebben wij overleg gehad met ons Algemeen Bestuur of er behoefte was om meer studenten te laten studeren in Nijmegen. Die behoefte bleek er te zijn en zo hebben we naast hen die hier komen werken ook medebroeders ontvangen, die enkele jaren hierheen komen voor een studie theologie of filosofie.
Is het allemaal geslaagd? Natuurlijk niet. Dat was het bij ons ook niet. De eerste twee wilden, toen de tijd waarvoor zij voor Nederland waren benoemd, hier weg om te gaan studeren in Amerika. En daarna zijn er nog drie om andere redenen na niet al te lange tijd vertrokken.