Het doel van kloosterleven is een zodanige inrichting van het dagelijks bestaan, dat verdieping in een religieuze traditie wordt bevorderd. Ook voor nieuwe initiatieven is het essentieel, dat iedereen die meedoet de christelijke traditie als inspiratiebron een warm hart toedraagt, en daarmee iets wil doen in haar/zijn dagelijkse leven. Het kloosterleven dateert al uit het begin van het christendom, lang voordat dit uiteenviel in oost en west. Sinds in het westen een splitsing ontstond tussen de rooms-katholieke en protestantse kerken, is kloosterleven bijna uitsluitend gepraktiseerd door katholieken; sinds enkele decennia groeit echter de belangstelling aan protestantse zijde, in ieder geval in Nederland.
Het kloosterleven heeft in de afgelopen eeuwen vorm gekregen binnen meestal omvangrijke religieuze instituten. Vernieuwing begint echter bijna altijd kleinschalig. Mijn verwachting is dat in de toekomst niet zozeer orden en congregaties de organisatorische basis vormen van het kloosterleven, maar dat het vaak zal gaan om plaatselijke initiatieven, waarbij mensen zich voor korte of voor langere tijd verbinden aan een vorm van religieus leven. De lokale initiatieven zijn zelfstandig, al zijn de bewoners waarschijnlijk (hopelijk) geïnteresseerd in andere initiatieven en in de uitwisseling van informatie en ervaringen. Initiatieven kunnen ontstaan in bestaande kloosters, zoals in Sint Agatha het geval is, maar ook op andere plekken. Waar zij ontstaan in bestaande kloosters, nemen zij, in ieder geval bij de start, de sfeer mee die deze plaats al kenmerkt.
Mij lijken voor de levensvatbaarheid van een kloosterinitiatief twee elementen onmisbaar: een religieuze leefsfeer en een gemeenschappelijke project. Beide hoeven niet superzwaar aangezet te worden (‘onze spiritualiteit’, of ‘onze missie’), maar moeten wel aanwezig zijn. De religieuze leefsfeer komt tot stand door een concrete praktijk, waarbij mensen zich betrokken voelen.
Op het moment dat veel orden en congregaties hun vertrouwde activiteiten verloren (jaren 1960), werd de reden om toe te treden onduidelijk. Sindsdien hebben zij zich opnieuw georiënteerd op hun stichters en hun spiritualiteit. De aandacht voor de eigen spiritualiteit als identiteitsbepalende factor is voor henzelf vaak vanzelfsprekender dan voor buitenstaanders. Het lijkt mij geen probleem om je in het gedachtegoed van verschillende tradities (franciscaans, benedictijns, vincentiaans enz.) tegelijk te verdiepen. Ze sluiten elkaar niet uit.
De leefwijze en activiteiten in een ‘klooster van de toekomst’ zullen deels worden bepaald door de mensen die eraan deelnemen, deels door het eigene en de (on)mogelijkheden van de plek, deels door de religieuze traditie. Kloosterlingen zijn schatplichtig aan het verleden en dragen een steentje bij aan het doorgeven van een religieuze traditie aan de toekomst. Niet alles kan op elke locatie. Stadskloosters vind je in de stad. Voor beschouwend kloosterleven is het buitengebied de meest geëigende omgeving. Wie op de ene plek niet vindt wat hij/zij zoekt, kan gerust elders gaan kijken; verhuizen hoeft binnen het kloosterleven geen groter probleem te zijn dan daarbuiten. Voor het slagen van een initiatief is het belangrijk dat de mogelijkheden van de locatie aansluiten bij de wensen van de ‘kloosterlingen’ ter plekke.