Ik zie de buitenlandse religieuzen echt een verschil maken in het kerkelijk landschap, met name op de volgende terreinen: jongerenpastoraat, migrantenpastoraat en wat ik noem ‘de wereldkerk present stellen’.
Jongerenpastoraat: De buitenlandse religieuzen zijn vaak dertigers en veertigers. Zij staan dichter bij de belevingswereld van jongeren dan hun oudere collega’s in het pastoraat. Vanuit evangelische bewogenheid en vanuit een bezorgdheid om de toekomst van de kerk zijn veel buitenlandse religieuzen actief in het jongerenpastoraat.
Migrantenpastoraat: De buitenlandse religieuzen trekken, zeker in de beginfase, vaak naar hun eigen ethnische gemeenschappen. Vanzelfsprekend is een allochtone gemeenschap blij wanneer ze een priester uit eigen land in hun midden hebben. Dat kan een valkuil zijn, zowel voor de gemeenschap als de priester, wanneer ze teveel blijven hangen in de eigen kring. Maar zeker als de allochtone gemeenschap divers is samengesteld, bijvoorbeeld een Engelstalige of Franstalige parochie waar mensen uit allerlie landen komen, kan een priester die zelf uit zo’n taalgebied afkomstig is een goede, verbindende rol spelen.
De wereldkerk present stellen: Nederlanders hebben nog wel eens de neiging te denken dat ze het beter weten dan anderen. Dat is een cultureel karaktertrekje die ook te vinden is in de kerk. In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw hebben veel katholieken bijvoorbeeld afstand genomen van oude, degelijke devoties. Ik denk ook aan een a priori wantrouwen van sommige ‘progressieve’ katholieken ten opzichte van bisschoppen. Die houding is voor buitenlandse religieuzen echt onbestaanbaar en daar fietsen zij dus ook onbevangen dwars door heen. Zoals zij ook vaak onbevangen een oprechte en zichtbare vroomheid tonen, die sommige Nederlanders doet beseffen dat we de afgelopen decennia misschien af en toe het kind met het badwater hebben weg gegooid.