‘Alles is bij God begonnen’ – een spontaan ontstane gemengde communiteit

Leo Ruitenberg

Nieuw | Reflectieve artikelen

‘Alles is bij God begonnen’ – een spontaan ontstane gemengde communiteit

Leo Ruitenberg

Nieuw | Reflectieve artikelen
[origineel]

Rond de eeuwwisseling was het duidelijk dat onze fratergemeenschap steeds kleiner werd. Het ene na het andere huis zou worden gesloten: de leeftijd van de fraters nam toe en het aantal nam af. Niet alleen in onze congregatie maar over de hele brede linie van actieve religieuzen. Door het sluiten van huizen raakten andere huizen c.q. communiteiten vol en er werd besloten dat wij ons huis in De Bilt zouden gaan uitbreiden. Met de bedoeling om plaats genoeg te hebben en om tevens de fraters meer leefruimte te geven vanwege de toenemende leeftijd en het loslaten van activiteiten. Een gescheiden zit- en slaapkamer was de wens. Ook speelden de regels van de overheid een rol in verband met subsidiëring van zorg. Nieuwe kamers werden gebouwd, met daarbij een nieuw kapel en andere gemeenschap­pelijke ruimten. Bovendien werd in de oudbouw van 2 kamers één kamer ge­maakt met de nodige aanpassingen, waardoor iedereen over een totale ruimte van 50 vierkante meter beschikte. Een gebouw zonder trappen en drempels, brede gangen en deuren, zodat rollators, rolstoelen en zelfs bedden overal naar toe konden rijden. Echt op de toekomst van ouderen en invaliden voorbereid.

In gezamenlijke besprekingen werd uiteraard ook wel eens gesproken over: wat doen we met leegkomende kamers, die wij zelf niet meer gebruiken? Suggesties als: leden van andere broeder- of priestercongregaties, alleenstaande mannen, emeriti priesters klonk het dan. Als iemand het idee van vrouwelijke reli­gieuzen opperde, ging er golf van protest door de “goegemeente”. En wat is de werkelijkheid geworden: Op 1 januari 2012 zien we de eerste emeritus priester binnen komen en op 26-02-2013 de eerste vrouwelijke religieus…..

Het leven is sterker dan de leer! Daarna kwam er een echtpaar op leeftijd (zus van een toen overleden frater, die lange tijd wekelijks door zus en zwager be-­ zocht werd). En zo is het begonnen: komen wonen en het leven van de fraters zoveel mogelijk delen, liefst ook wat de kapeldiensten betreft. En gekscherend zei de toenmalige overste: “Het zijn net fraters, alleen krijgen ze geen zakgeld”. Zo was inderdaad de praktijk. Het aantal niet-fraters nam toe en er ontstond in feite een leefgemeenschap met een gemêleerde samenstelling: alleenstaande dames (sommigen toevallig (?) in het klooster geweest), alleenstaande heren; paters, emeri­tus priesters…… En het is uitgegroeid tot nu (16 maart 2021): 16 fraters, 3 emeriti priesters; 5 Medische Missiezusters; 4 leden van de Graalbeweging; 2 fathers Mill-Hill en sinds 22 januari 2021 een groep van 7 zusters Augustinessen van Monica. Dus het aantal niet-fraters (21) heeft het geheel al doen kantelen.

Dit is een geheel van zakelijke gegevens. Maar wat betekent dit voor het niet zakelijke? Doordat de eerste nieuwkomers in de communiteit van de fraters wer­den opgenomen, was het vanzelfsprekend dat de overste van de fraters ook door de niet-fraters als de overste gezien en benaderd werd. Men richtte zich tot de overste met mededelingen van afwezigheid, of vroeg hem of het goed was dat men bezoek kreeg en of men kon mee eten e.d. Dat ging allemaal op een van­zelf­sprekende wijze.

Recent is er een grote verandering gekomen in de situatie: op 1 maart 2021 is al het onroerend goed van het Jozefhuis in De Bilt verkocht aan de Vastgoedgroep Lenferink in Zwolle. De Lenferink Groep is daarmee tevens de verantwoordelijke geworden voor het leveren van zorg en service. Wij hebben als fraters dus geen verantwoordelijkheid meer voor grond en stenen, maar ook niet voor het samen leven, waarbij wel geprobeerd wordt om het klooster­leven zoveel mogelijk te kunnen voortzetten. Wij, fraters, zijn van eigenaar allemaal huurder gewor­den, niets meer of minder dan de andere bewoners. Bepaalde ruimten zoals kapel met toebehoren, refter en recreatiezaal blijven voor gebruik door ons. Andere ruimten zijn voor de nieuwe eigenaar. Voor leegkomende appartementen is de nieuwe eigenaar de instantie om nieuwe bewoners te zoeken en toe te laten. Wel is bepaald dat leden van gemeenschappen die nu hier al aanwezig zijn enige mate van voorkeur kunnen hebben en met de fraters wordt wel overleg gepleegd over kandidaten voor een appartement. Fijn dat we dus samen proberen om gelijk­ge­stemde personen toe te laten, maar we weten allemaal dat die bron langzaam maar zeker gaat opdrogen. Nu loopt het nog goed, maar voor hoe lang…..? Hoe lang houden we het nog in deze eigen sfeer. Bij de pre­sen­tatie van de plannen begon een van de zorgaanbieders bij het eerste gesprek al over het orga­ni­seren van de maaltijden, waarbij de tijden flexibel konden worden en er met keuzemenu’s kon gewerkt worden….. Dat idee alleen al ondergraaft het ge­meen­schapsleven. Wij hebben altijd de drie K’s geleerd als de grondregel van een kloosterleven die daarvoor belangrijk zijn: de K van kapel, keuken en koffie! Het gaat niet om samen bidden, eten, koffiedrinken, maar het gaat om “gemeenschappelijk”, het gaat om als gemeenschap bij elkaar te komen en sa­men te delen! Dat is een groot verschil met een niet-kloosterlijk huis, bijvoor­beeld een bejaardenhuis waar men zelf bepaalt hoe laat men kan gaan eten, omdat er flexibele tijden en keuzemenu’s zijn…..

Het gaat op deze manier niet om kloosterlijke regels en wetten, maar veel meer om de kloosterlijke sfeer van rust en regelmaat. Dat heeft zich in deze vreemde en van hogerhand geregelde mogelijkheden en onmogelijkheden van de Coro­natijd ook wel bewezen. Ondanks allerlei bepalingen, maatregelen e.d. is het ritme van het kloosterleven weldadig voor de meeste mensen. Voor velen is er weinig of niets veranderd: de meesten gaan of kunnen de deur niet uit; krijgen al jaren geen of heel weinig bezoek; zijn gewend dat veel voor eenieder geregeld wordt. Uitleg helpt velen niet, maar gewoon aan de regels houden gaat prima. Elkaar geen hand geven, maar een elleboogje vinden velen een soort sport en zo kun je doorgaan. In doorsnee is er voor de meesten in onze gemeenschap heel goed met die coro­namaatregelen te leven, al worden de kapelgasten wel node gemist en zij missen ook ons; vooral omdat het nu al een jaar duurt….

Vol goede moed en met vertrouwen zijn wij, fraters met de medebewoners, een eindfase ingegaan, kunnen wij wel zeggen. Een eindfase van het actief religieus leven, maar dit gebeurt niet in somberheid. De overdracht van het onroerend en roerend goed zijn we met een symbolische viering in de kapel begonnen op 1 maart, begin van de St.-Jozefmaand, patroonheilige van ons huis. Een brandende Jozef-noveenkaars is door de Overste overgedragen aan de heer Carlus Lenfe­rink met de boodschap om het licht door te geven, zodat onze gemeenschap in alle rust en vrijheid kan blijven voortgaan. Het openingslied was: Alles is bij God begonnen……

Home