Brief 1, A aan G
Beste Vriend,
Vandaag besloot ik je een handgeschreven brief te sturen om jou mijn ideeën over de vraag “Wat is het vuur van ons gelovig leven?” te presenteren. Hoe krijg ik die denkbeeldige brief nu goed op papier? Ik schrijf je met pen en papier. Het zal niet altijd even makkelijk zijn te ontcijferen wat ik schrijf en wat ik bedoel. Er is het spanningsveld tussen vorm en inhoud, maar ook dat ieder woord een eigen geschiedenis heeft en vaak meerdere betekenissen. Hoe krijgen we het voor elkaar, om elkaar toch te begrijpen? Mij helpt het enorm om door aan jou te schrijven, mijn innerlijke “coherente chaos” zo te ordenen dat een ander er ook wat aan heeft. Jij bent mij als vriend vertrouwd, dierbaar, veilig om mijn eerste geordende tekst aan toe te vertrouwen in de hoop dat misschien anderen er ook wat aan kunnen hebben.
Terug naar de vraag, terug naar hoe zit het met ons eigen religieus leven? Ons leven in verbondenheid met God en met de medemens? Onze verbondenheid met onze voorouders en met hen die nog geboren mogen worden, met de mensen van nu en onze omringende natuur? Een moeilijke vraag. Het lijkt vaak zo dat religieus leven makkelijk gepresenteerd moet worden en anders: ‘jammer dan’. Eigenlijk is dit al een eerste paradox: het religieuze leven word je geschonken, je hoeft er niets voor te doen. Maar je komt daar pas echt achter na een lange levensweg van vallen en opstaan. Van helpen ontwaken wat al sluimerend in een mens, in jou, in mij, aanwezig is.
Maar nu dan maar wat concreter. Wat een groot goed dat we nu bijna 20 jaar als vriendengroep ons met elkaar verbonden weten. We ontdekten dat we ‘levenspelgrims’ zijn. We ontdekten dat onze tocht, onze pelgrimage, al met de voorbereiding begint. De ontmoetingen, de uitwisselingen, ook met anderen, de praktische voorbereidingen en dan de tocht zelf, vol betekenis, alle voorvallen en ervaringen. Ik denk bijvoorbeeld aan mijn eerste ontmoeting op onze pelgrimage; ik daar net aangekomen, die ander was volledig lazarus. Ik die was gaan zwemmen, wat absoluut verboden was. Maar soms moet je buiten de gangbare paden gaan en je keuzes ook door het moment laten bepalen. Zo vertrokken we later dan gepland uit dat klooster dat op menig kaart niet beschreven stond. En juist daar gebeurden er met ons dingen die aan ons voorbij waren gegaan als we al te snel verder waren getrokken. Of het verblijf bij de kluizenaar in de bergen. Twee van ons waren op verkenning gegaan. De anderen bleven beneden lang wachten. Want als de kluizenaar ‘is sleeping, he is sleeping’. Na uren werd het wel duidelijk dat we als gasten meer dan welkom waren. We leerden dat wachten echt wat oplevert. Zo allerlei ervaringen die op andere momenten in ons leven te pas kwamen, komen en zullen komen.
Intussen hadden we ons het Trisagion tot lijfslied gemaakt en na iedere meditatie zingen we het en altijd weer heeft het een andere dimensie. Onze ervaringen zijn kruisbestuivingen voor elkaar maar ook voor mensen om ons heen.
Nu wil ik eigenlijk de vraag beantwoorden ‘wat is voor mij het meest wezenlijk in mijn leven?’ en ik probeer grote woorden te vermijden. Ik denk dat ik nu, op dit moment, zou zeggen: “om zo te leven dat ik op het juiste moment, op de juiste plaats met de juiste mens aanwezig ben en als dienaar Gods het goede doe (en dat kan ook betekenen er gewoon te zijn, met aandacht, echt luisterend, in oordeel-loze liefde).
‘Hm’, toch grootsere woorden dan ik me voornam. Maar als ik zo schrijf, is het alsof de pen voor mij schrijft naar jou toe. Waar komen we op uit? De vogels buiten zijn nu zo stil geworden dat ik maar eens ga kijken waar ze zijn. Wilden ze me echt even in de concentratie laten of was ik zo selectief geworden dat ik ze niet meer hoorde? Want nu ze weer in mijn aandacht zijn, hoor ik de merel wel degelijk. Ik ben overigens heel tevreden om zo in etappes met jou middels deze brief uit te wisselen. Oppervlakkige niemendalletjes blijken wat mij betreft veel diepere betekenislagen te hebben. Tot straks; ik maak nu eerst een onderbrekingwandeling.
Nog veel intenser geniet ik van de innerlijke rijkdom die we, de hele groep, zo met elkaar mogen en kunnen delen. Het is vriendschap maar met een diepere dimensie. Ik zou zeggen een spirituele dimensie en die gaat verder dan ons eigen ik, of ons kleine wij, het gaat over de grenzen naar het grote Wij.
Wij zijn op zoek naar antwoorden, zoekend bij elkaar. Maar hebben we de vraag wel helder? Moet ik niet veeleer schrijven, “we bevragen elkaar” op zoek naar de vraag waar het werkelijk om gaat en is dat wat men wel noemt “Godzoekers”? Ik ben huiverig voor “God-gevondenen” , terwijl ik ook niet zou willen dat wat ik in mijn leven allemaal heb mogen meemaken, dat ervaren licht, onder de korenmaat houd.
Soms denk ik dat mensen, de ander, het woordeloos oppikken en door de woordenschijn heen kijken. Ik worstel met het analytisch, vorsend, academisch kader dat volgens mij de wezenservaring mist. Zoals studenten in hun opleiding een ratje anatomisch moeten ontleden, of proeven doen met kikkerspiertjes om de wetten van de fysiologie te leren kennen. Maar een uit elkaar gehaalde bloem is niet meer die levende bloem in de wei. Wat hebben we veel kennis ontwikkeld in de afgelopen eeuwen, maar wat zijn we blind geworden voor de mystieke, metafysische, goddelijke kant van ons bestaan. Net als jij ga ik niet voor een of – of. Maar wel voor de twee of misschien wel meerdere werelden die tegelijk bestaan.
Zo gebeurde het die avond na de uitvaart van een goede vriendin, dat we een enorm kabaal heel even bij de voordeur hoorden. Pas de volgende dag ontdekten we dat het buiten onder de carport was. Een grote buitenspiegel was kapot gevallen in duizend stukjes en met haar een groot, geëmailleerd porseleinen ei. Het ophangsysteem had het begeven. Maar de andere vraag is, waarom juist deze avond? En hoe kwam het dat we in eerste instantie maar rustig gingen slapen zonder antwoord op dat vreemde vallende geluid? De volgende dag kwam ik teksten tegen over mistige spiegels, die allengs steeds helderder werden. En ik bestudeerde de scriptie van Jan Heetkamp “Zien in een nevel”. Het fascineert me, waarom juist die avond die spiegel in duizend stukjes moest vallen, samen met het porseleinen ei. Voor mij is dat bijna net zo’n uitdaging als de analyse van een droom.
Wat hebben wij op onze tochten genoten van onze droomuitwisselingen, van droomanalyses binnen onze groepsdynamiek. En soms kruipen we in de huid van hen die ons inspireren en spelen we in onze vragendialoog de rollen van Graciaan, Teresa, Jung, Anselm Grün. Opeens kunnen we over eeuwen heen in gesprek zijn met elkaar en laten ons niet “academiseren” met vragen of reïncarnatie nu wel of niet bestaat. Of dat onze rollen-discussie maar fantasietoneel is, want ‘is wat we zeggen en doen wel op bronnen gebaseerd’, ed.
En dan kom ik bij een essentie. Wat zou Jezus Christus in zo’n situatie hebben gedaan? Vaak werd hij eerst heel stil op een kritische vraag en reageerde heel anders dan op direct inhoudelijk niveau. Of een gebaar of een tegenvraag bracht de oorspronkelijke vraag, ja zelfs de vraagsteller in een andere context. Niet zelden dropen de vragenstellers af. Of ontdekten dat het om iets wezenlijk anders ging.
Voor nu tot zover. Kun je me nog volgen? Ontdek je een lijn in mijn verhaal? Wat wordt of is volgens jou nog niet gezegd, gevraagd? Ik vind het een goed gevoel dat ik tegenover jou alles durf te vragen en te zeggen en omgekeerd opensta voor al jouw vragen en terugkoppelingen. Zou het zo zijn dat we in die (poging tot) eerlijke uitwisseling van mens tot mens, onze verbondenheid met God, met God-mens, leggen? Ik sluit nu af met de gedachte van Rahner dat “de nieuwe gelovige van de nieuwe tijd een mysticus is”. Dus de geloofstaal, de geloofsvormen veranderen maar onder de as, ligt nog heel veel “wakkerend vuur”.
18.00 H.
Dag, weer een paar uur later. Na de vespers een gesprek met X. Hij kwam naar de abdij om iets van de wereld van de spiritualiteit te ontdekken. Opeens zo’n jongeling, vol verhalen aan het begin van zijn geschiedenis en ik als een geïnteresseerde, vragende ‘ouderling’, die wel van alles wil vertellen of moet ik wachten tot de vragen mij gesteld worden? Of moet ik zo vragen dat vragen ontstaan? Zo zijn we allemaal jong en vol vuur begonnen aan het onbekende. Het leven leven! Op zoek naar God = ‘de te ervaren Niet-te-Ervarene’, of liever gezegd de ‘Alom-Aanwezige-Afwezige’ of hoe kan ik het nog anders zeggen om te voorkomen dat het versteend, verstard wordt. Het mag altijd blijven stromen. Eindeloos dynamisch! Maar het is in de ontmoeting met elkaar, de uitwisseling, de ordening in het creatief chaotische proces dat we Hem/Haar ten volle mogen “weten”, “schouwen”.
Waarom schrijf ik je dit allemaal? Wel, het gaat om het leven leven. Het zijn de vormende krachten in het leven van alledag. Ora et labora, zoals in de Benedictijnse spiritualiteit. Mijn leven is als gebed en mijn gebed is als leven. Nou, dat vraagt ook weer een nadere toelichting. Ik geniet en leer veel van gewone mensenverhalen en niet dat academisch, abstract getheoretiseer dat je soms ver van de kern weg kan halen. Wáár sta ik nu, wat wil ik nu? En dat ‘ik’ is een ‘ander Ik’, dat lijkt te leven voor eigen roem, bekendheid, eer, macht, rijkdom. Noem maar op. Dat ‘ik’ maakt echt heel eenzaam. Dat ‘kleine ik’ snapt het “al-een” – “alleen”.
Zondag, 12.00 H.
Mijn papier is op; het is alweer zoveel dagen later. Maar de aanzet tot deze correspondentie is gemaakt. Ik geef je deze eerste aanzet door en je zult begrijpen dat mijn opstellen vroeger niet erg gewaardeerd werden door talloze taalkundige beperkingen. Ik ga door met jouw welbevinden, maar voor nu is Stap 1 gezet en dank dat je tot zover hebt willen lezen. Ligt er een analogie tussen de correspondentie van Teresa en Graciaan? Zomaar een associatie en passant.
Pax et Bonum.
Geef een reactie