Mensen hebben zich altijd verzameld bijvoorbeeld ter ondersteuning van elkaar – we worden nu eenmaal hulpeloos en overgelaten aan anderen geboren – of ter bescherming van zichzelf en elkaar, tegenover krachten die de menselijkheid onder druk zetten. Beide motieven veronderstellen een bepaalde verantwoordelijkheid van mensen voor mensen en hun leefwereld.
Het bijbelse verhaal speelt zich af tussen enerzijds de scheppingsverhalen, waarvan we in deze lezing vooral de zinnen: ‘mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen’, en ‘het is niet goed dat de mens alleen blijft’ onthouden, en anderzijds de stad waar God tussen zijn mensen komt wonen in het boek van de Openbaring. Tussendoor gaat God een verbond aan met een volk, zendt Hij zijn Zoon die een groep van leerlingen kiest die de Kerk zullen ontwikkelen, enzovoort.
Het is deze natuurlijke én religieuze basis die ook het religieuze leven de voorbije millenia, tot nu toe, heeft geïnspireerd om zich te huisvesten en het leven te ordenen in min of meer gesloten en/of open gemeenschappen.
De term en het concept gemeenschap staan vandaag onder druk. Of zijn aan een herinterpretatie toe. Door de nadruk op de autonomie en de individualiteit van de mens, door de mobiliteit en de omvang van de leefomgeving van hedendaagse mensen, door ontwikkelingen die ons de indruk geven niet meer afhankelijk te zijn van elkaar, door een complexe mengeling van evoluties weten mensen steeds minder vaak bij welke gemeenschap ze horen. Onze wereld wordt groter, onze wereld wordt tegelijk veel kleiner. Vandaag wil ik een bijdrage leveren aan de reflectie omtrent gemeenschap in onze hedendaagse westerse samenleving.
Geef een reactie